Eifel 2007 "Iets met een vier erin"
Tekst: Ger
Eifel 10 – 12 augustus. Op vrijdag dan eindelijk onderweg. Donderdag was en bleef een regendag die nat bleef tot laat in de avond. Maar die vrijdagochtend was het dan toch droog, tenminste naar het zich deed aanzien. Donkere wolken joegen immers langs de hemel en jawel, nadat we Tom (alias de Adelaar uit Vught) hadden opgehaald ging de ruitenwisser van Mark z’n Peugeot al voor afslag Boxtel-Noord aan. Wel nog op de laagste stand, maar ook dat telt. Het regende weer eens. In de Ardennen kwam daar nog eens een standje bij en reden we door de mist heen. Kortom heel fijn weer om eens lekker in de Eifel te gaan fietsen! Het leek meer op een dag ver in de herfst, dan op een zomerdag midden in augustus. In Duitsland werd het gelukkig droog, maar de mist was hardnekkig.
Mark maakte zich intussen heel ergens anders druk om. Hij vroeg zich af of ons materiaal wel in orde was. Het materiaal van Tom en mij dan, want dat zijn fiets tip top in orde was leed uiteraard geen enkele twijfel. Zonder met onze ogen te knipperen [aldus, 'met droge ogen', red.] vroegen wij hem waarom hij daaraan twijfelde. Toen ik zei dat ik in ieder geval een nieuw wielershirt had gekocht, was hij daarmee nog niet gerustgesteld. Tom was met zijn gedachten vooral bij een bod dat hij had gedaan op een huis. Hij had een bedrag geboden dat de makelaar duidelijk te laag vond. Of het niet iets kon zijn met een vier erin, had de makelaar gevraagd. Tja, daar had hij wel een antwoord op gegeven, maar of de gevraagde vier daarmee op de goede plaats stond, was de vraag.
In de Eifel zouden we of gaan kamperen of logeren in Hotel zur Post in Deudesfeld. Daar kon je voor weinig geld slapen en kreeg je zo ongeveer geld toe als je er ook nog bleef eten, als ik mijn vrienden moest geloven. Alles zou afhangen van het weer ter plaatse. In Gerolstein maakten we intussen een kleine fotostop, om een fietskunstwerk te vereeuwigen. Mark vond dat die foto best vanuit de auto gemaakt kon worden, als we de rotonde rondreden (de fiets stond in het midden van die rotonde), maar dat vond ik maar niks. Met tegenzin zette Mark de Peugeot aan de kant. En kon ik ouderwets uitstappen en even ouderwets de tijd nemen om de foto te maken.
Gelukkig bleef het droog en via Daun streken we neer in Schalkenmehren aan het Schalkenmehrener Maar, een vulkaanmeer. Tenminste dat was de bedoeling. Maar dat was buiten de op de camping heersende Mittagsruhe gerekend. De slagboom was dicht. Toch naar Hotel zur Post? Nein, gelukkig sprak de campingbaas de verlossende woorden, dat we de camping opmochten met onze spullen, maar de auto moest boven blijven. Het was duidelijk, hier heerste Kaiser Franz, zoals we hem doopten. Met fraaie douchemuntjes en een sleutel voor het douchegebouwtje in de hand konden we de tent van Mark en Ellen opzetten. Nee, geen lullig exemplaar, daar konden hele families in gestouwd worden. Er vielen nog wat Kroatische spinnen naar buiten, maar toen stond het gevaarte trots uit te kijken over het meer.
Tom ging boodschappen doen en keerde vergenoegd terug met drie flessen Bitburger. Mark keek bedenkelijk en vroeg zich af wat de bedoeling was. Er zou toch wel gefietst worden? Hij had toch niet voor niets al die trainingsuren bij Vlug Terug geïnvesteerd? Er was dus geen ontkomen aan, het uur van de waarheid brak aan. Terug naar de hamvraag. Was ons materiaal wel in orde? Dat werd snel duidelijk, toen Tom vloekend en wel de tent uitkwam, hij had zijn wielerschoenen thuis vergeten! Wat nu? Fietsen met zijn degelijke wandelschoenen aan? Misschien er toch maar een wandelvakantie van maken? Nee, dat al helemaal niet. Naar Daun dan maar, op zoek naar een fietswinkel. In de hoop dat hij daar alsnog passende wielerschoenen zou kunnen kopen.
Tja, Mark keek nog maar eens bedenkelijk naar de kwaliteit van onze buitenbandjes, aardig gebarsten, maar naar onze mening nog goed genoeg om een stuk mee te fietsen, vonden Tom en ik. ,,Volgend jaar kopen we nieuwe”. Mark dacht daar duidelijk het zijne van. En ja, het moet worden gezegd, hij kreeg gelijk. Na een korte klim van de camping op wandelschoenen volgde een afdaling van 15 % richting de hoofdweg naar Daun. Ik voelde de voorband langzaam leeglopen. Met zo’n afloper is het lastig remmen en sturen, maar ik kwam heelhuids beneden en kon gaan plakken. Tom en Mark zouden intussen doorrijden richting Daun om nieuwe schoenen te kopen. Bij de fietswinkel zouden we elkaar treffen. Na wat moeizaam gepiel zat er een nieuw binnenbandje op, die ik vervolgens stevig oppompte. Dat had ik beter niet kunnen doen.
In Daun moest ik die fietszaak zien te vinden, maar mijn aandacht werd veel meer getrokken door de binnenband, die door de buitenband naar buiten puilde. Die was dus ‘door’! Bij de winkel aangekomen was de hilariteit bij Mark groot. Schoenen had Tom nu, maar nu moesten we terug naar de camping om mijn buitenband te vervangen. ,,Jongens, jullie materiaal was toch in orde”, klonk het wanhopig. Met op mijn “ossenkop” vastgebonden schoenen van Tom, kwam ik gelukkig op een ultrazacht voorbandje zonder verdere kleerscheuren weer op de camping aan. Opnieuw aan de slag. Maar goed, na dat nieuwe oponthoud, nu toch voor onze halve avondetappe op weg. Al het materiaal leek verder okee. Via Trittscheid belandden we in Üdersdorf. Vandaar naar Oberstadtfeld en via Daun uiteindelijk weer terug. Weinig vlak en waar mogelijk spurtte Mark zich fluitend een weg omhoog, Tom en ik hadden onze energie ergens anders voor nodig. God allemachtig wat klom Mark gemakkelijk, dat beloofde niet veel goeds voor morgen.
’s Avonds, na een illegale duik in het Maar, aan de Bittburg, dat hadden we wel verdiend, na alle emoties van die dag. De koude wind maakte het er intussen niet bepaald aangenaam op, maar de spaghetti van Tom (niet gebroken) met vis warmde ons op. Mark vertelde intussen uitgebreid over hoe zijn fiets bij een dubieuze fietszaak in Den Bosch gemonteerd was. Voordat hij zijn fiets wegbracht had hij gelukkig alles nauwkeurig opgemeten. De ketting die erop gelegd was bleek te groot, de versnellingen liepen voor geen meter etc., etc., kortom een drama dat zijn weerga niet kende, dat ruw werd onderbroken toen Tom plotseling van zijn stoel schoot richting het Maar. Last van de stoelgang? Nee, hij dacht een grote vis te hebben zien voorbij zwemmen. Wij zagen echter niets meer. Een monster van mythische proporties was geboren. Toch maar niet meer gaan zwemmen? We schoven voor de zekerheid onze eettafel wat verder van de waterrand af, je kon immers nooit weten.
Later, toen het donker begon te worden, op pad naar een Känchen Kaffee mit Apfelstrudel (,,mit Vanille oder Eis und Sahne”?). Wat een keuze zo laat op de avond. Tom vond intussen zijn koffie niet sterk genoeg en gaf dat aan bij die genädige Fraulein. En hop, daar kwam Fraulein aanzeilen met een nieuw sterker kannetje koffie voor Tom. Een goede truc. Fraulein wilde de zaak daarna eigenlijk wel sluiten, maar wij vonden het daar binnen eigenlijk wel lekker warm, dus bleven we nog even, ons verjaag je niet zomaar. Na een mooie avondwandeling door Schalkenermehren terug naar onze tent, waar we gepaste afstand van het water hielden. Het monster liet zich echter niet meer zien. Tenslotte nog een tijdje in het washok gezeten en me uitgebreid geschoren, al was dat alleen maar omdat het er zo heerlijk warm was. Later volgde Tom dat voorbeeld. Een ideaal washok voor watjes. Mark had niet gezweet vandaag en dook zonder bezoek aan het washok in z´n slaapzak.
Zaterdag zag het weer er beter uit. Nog steeds bewolkt, maar de wind was gaan liggen en tegen de middag was, aldus die Wettervorherzage, zou de zon gaan schijnen. Bij Frau Mùller inkopen gedaan en een echt wielerontbijt van de hand van Tom genuttigd. Gebakken eitjes met zulke zware broodjes en sterke koffie dat een toiletgang vervolgens onafwendbaar was. Hoe viel dat te rijmen met het motto ‘stapelen’ van Mark. Dat zouden we namelijk moeten doen, dan konden we de hele dag koersen op het ontbijt van die ochtend. Na het ontbijt en de genoemde toiletgang werd het tijd om onze fietsen te prepareren. Intussen werd het monster weer gesignaleerd, ditmaal door Mark en vermaakten we ons met het staren naar onze zeven nieuwe buurvrouwen., die hun tentjes op last van Kaiser Franz ergens anders moesten opzetten. Daar waren ze niet blij mee. ,,Ist er immer so”, vroegen ze ons. Maar daar hadden we nog niet zoveel ervaring mee.
Om 12 uur brak daadwerkelijk de zon door, hoezo ‘Deutsche Punktlichkeit’! Tijd om op weg te gaan. Mark had, zoals gebruikelijk, een mooie route uitgestippeld., dit keer geïnspireerd op routes van de ‘Vlug Terug’ uit Lisse van broer Ronald, gemaakt vanuit Hotel Zur Post uit Deudesfeld. Vanuit het vertrek weer direct omhoog en omlaag (dit keer zonder afloper) en over de grote weg naar Üdersdorf. De straat “Auf den Berg” moest ook weer worden genomen. Het mag duidelijk zijn waar dat naar leidde. Vervolgens een mooie lange afdaling naar Oberstadtfeld. En daarna, het laat zich raden, even vlak, maar dan weer langzaam omhoog naar Neroth. Tot vervelens toe moest Mark de dejà-vu’s van Tom en mij aanhoren. Want jawel ook in Neroth hadden we gewandeld. Bij een bord maakten we een foto, daar waar Tom eerder poseerde met zijn rugzak tijdens de blarenvierdaagse van twee jaar geleden.
Vanuit Neroth een kiezeltjesafdaling richting Gees. Met moeite en vooral in de remmen vonden we onze weg. Nee, in Gees waren we niet eerder geweest. Daarna naar Pelm en Gerolstein en weer omhoog. Bij mij en Tom ging dat als respectievelijk een halfbejaarde en een fulltime bejaarde, daar waar Mark omhoog vloog. Als hij voor de vorm even naast me klom hoorde ik hem nauwelijks ademen, daar waar ik naar lucht hapte. Als hij daarbij nog begon te zingen was de maat wat mij betreft vol. Pas onder dreiging van een vuistslag fietste hij dan door. Zou er bloeddoping in het spel zijn, hoe zat het met zijn “whereabouts” voorafgaande aan deze driedaagse? Of had hij zijn Isaac gewoon opgevoerd? De zelfbenoemde Adelaar uit Vught (Mark hoorde die term van Tom met vierkante ogen aan) was in geen velden of wegen te bekennen. Door de bossen bleven we stijgen tot Büscheid en Salm. In Birreshorn vonden we dat we koffie verdiend hadden, een pauze die Tom en ik zo lang mogelijk rekten, maar daarna was het onze tempobeul die ons weer richting de fietsen dirigeerde. Klimmen richting Kopp. Het was doodstil op de weg, weinig auto’s en al helemaal geen andere fietsers.
Bergop was de volgorde duidelijk. Mark-Ger-Tom. Alleen voor de foto hielen we af en toe gelijke tred. In de afdalingen lag dat echter een beetje anders. Dan was Tom in zijn element. Hij zoefde dan voorbij en had ik het nakijken, zo ook in de lange afdaling naar Mürlenbach, waar ik zoek gereden werd. Na Mürlenbach ging eigenlijk alles met mij minder. Te weinig gegeten, te weinig getraind? In de langste klim – in ieder geval voor het gevoel – zag ik zwarte sneeuw en ging zelfs Tom mij voorbij. Ik had mijn pootjes aan gort gedraaid en daarbij leek het wel of Tom verbeterde. Ik verzuurde aardig door en ging ook na Salm (het einde van de klim) voor geen meter meer vooruit. De route was prachtig, maar ik zag er niets meer van. Uiteindelijk kwamen we weer op de doorgaande weg richting Daun en werd (gelukkig) besloten die te blijven volgen en via een binnenweg terug te rijden richting de ons inmiddels wel bekende slotklim. Moeizaam haalden Tom en ik de camping, waarbij de teller tot onze grote teleurstelling bleef steken op 99 gereden kilometers, net de magische grens niet gehaald. Onze gemiddelde snelheid mag ik van Mark hier eigenlijk niet vermelden, maar die bleef steken op 20 en nog iets.
Tja! De Mittagsruhe op de camping was voorbij (het was dan ook al zes uur) en dat was te merken. Drie dartele pubers dobberden met hun rubberbootje op het meer. Het monster keek waarschijnlijk likkenbarend toe, klaar voor zijn fatale aanval, tot wij onze bezwete lijven besloten te wagen aan het water. Daar had het monster niet van terug. Met een stoere duik trachten we indruk te maken op de andere campinggasten. Mark deed dat in de zwembroek van Tom en droogde zich af met mijn handdoek. Hoezo was zijn materiaal wel in orde? Het gespetter en gegil kwam ook Kaiser Franz ter ore en hij spoedde zich naar het meer. De dobberende dames besprak hij bestraffend toe en zij moesten met hun bootje het water verlaten. Wij waren net op tijd het water uit en ontsnapten zodoende aan de toorn van Der Kaiser. Van deze verfrissende duik knapten we op, zeker toen onze buurvrouwen ons lachend vroegen of we honger hadden en of we de overgeschoten bbq-worstjes wilden hebben. Ook boden ze blijkbaar een salade en nog meer aan, maar ik had nog water in mijn oren en mistte dat gedeelte.
’s Avonds bij den dis en uitkijkend over het meer gefilosofeerd over hoe het nou kwam dat Mark harder fietste dan wij. Dat kwam op het volgende neer. Ten eerste is hij veruit de jongste van ons drieën, hij traint daarnaast veel meer met zijn vrienden van Vlug Terug, hij is recentelijk maar liefst zeven kilo afgevallen, zijn fiets is nieuwer en veel lichter dan onze stalen rossen. Zijn materiaal is uiteraard het best verzorgd. En ‘last but not least’, zijn fiets mag ’s nachts binnen in de tent staan, terwijl mijn Van Tuijl en de Gazelle van Tom buiten de nachtelijke kou moeten trotseren, dat in het bijzijn van een vervaarlijk monster [volgens Tom: "Ik mis de stroopwafels van Mark in het verhaal", red.].
Als al die factoren bij elkaar worden geteld moet je tot de conclusie komen dat Tom en ik het feitelijk nog niet zo slecht deden en wellicht per saldo in theorie sneller fietsten dan Mark. Maar ja, de praktijk wees iets anders uit. ’s Avonds hier uit proberen te komen bij Frau Schneider, waar we ons tegoed deden aan Bitburgers in een rokerige zithoek. Dat zou mooi gelden als excuus voor de dag van morgen bij een mindere prestatie op de fiets, dan zou het niet liggen aan de slechte benen, maar vooral aan de gebrekkige longinhoud door het roken van al die andere gasten. Bij het meer hield het monster zich rustig, wel kwamen er sterren uit de hemel vallen. ’s Nachts kon Tom de slaap niet vatten omdat onze achterbuurvouw nogal luidruchtig aan het praten was en tot overmaat van ramp werd hij ’s morgens in alle vroegte gewekt omdat onze buren het nodig vonden om voor dag en dauw hun tent op te breken. Ja, dat viel intussen wel op, veel langer dan een nacht hielden onze buren het aan beide kanten het niet met ons uit. Zou het komen omdat we nog geen enkel douchemuntje hadden gebruikt?
Zondag gaf dan eindelijk veel zon. Het ideale weer voor Tom en mij. Mark was nou eenmaal niet zo’n ‘zonnecoureur’. Was dit dan het moment om het uit de gele trui te rijden? Voor we echter weer gingen koersen werd eerst het mysterie van ‘Maarmonster’ opgelost. Een beest met de snuit omhoog zwom twee keer voorbij. En het leek verdacht veel op een waterrat, was dat nou alles? Gerustgesteld kropen we daarna weer op de fietsen. Zware beentjes? Via Trittscheid kwamen we op de ons inmiddels overbekende “Auf den Berg”. Ondanks de zon en harder opgepompte bandjes had Mark ons er toch weer afgereden. In de afdaling reed ik lek. ,,Voorbandje te hard opgepompt”, probeerde ik nog, toen Mark weer begon over ‘ons materiaal’. Na het oplappen van het bandje reden we via Niederstadtfeld en Schutz Deudesfeld binnen. Daar begon ook Tom zijn materiaal gebreken te vertonen. Zijn achterwiel rammelde.
In Deudesfeld eindelijk Hotel Zum Post mogen aanschouwen. Het stond er mooi bij. Daarna naar Meerfeld en Bettenfeld en uiteindelijk Manderscheid, waar het deze zondag druk was. De magische aantrekkingskracht van de lokale burchten, zullen we maar zeggen. Het zal in ieder geval niet zijn vanwege de passage van dit driemanspeloton. Tom moest nu serieus aan de bak, want de spaakjes moesten worden aangespannen. Mark keek meewarrig toe. Na koffie en cola met bejaarden aan tafel doken we langs de burchten de diepte in. Na een lang stuk vals plat richting Gillenfeld was de ‘goesting’ er echter niet echt meer. Tom had wel erg zware benen [volgens Tom: "“...reed zijn eigen tempo en genoot van de omgeving”", red.] en had niet de vorm van gisteren. Zelf had ik nog wel redelijke benen, maar bleef het gat met Mark onveranderd groot, te groot. Via Gillenfeld en Udler en wat dwaze tussensprintjes belandden we uiteindelijk weer op de camping in Schalkenmehren.
De zeven drukke buurvouwen waren intussen ook al weer vertrokken, onder achterlating van hun roeiboot. Nog even met de boot het meer op of nog een keer onze rituele duik? Dat laatste dan maar. Even kijken of Kaiser Franz niet op de uitkijk stond. Nee? Dan kon het. Daarna inpakken en nog een laatste etentje bij familie Schneider. Toen bleek dat we pas na zessen konden aanschuiven voor een maaltijd, maakten we ons op voor een diner elders. Frau Schneider persoonlijk weerhield ons daarvan, door ons te verzekeren dat het diner dan echt om zes uur zou aanvangen. En jawel, om tien voor zes al kregen we de Goulash-suppe van gisteren voor onze neus (für Richtige Männer) en vervolgens iets (maar toen was het alweer drie kwartier later) dat verdacht veel leek op het illustere monster uit het meer; een soort waterrat. Of was het onze fantasie die ons parten speelde. Onze laatste Bitburger was er trouwens een met een vier erin: 0,4 liter. Tom blij! Toen was de pret op. Via allerlei omwegen kwamen we in donker Nederland aan, waar regen ons verwelkomde.